Sinds afgelopen winter doet Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA) onderzoek naar de invulling en de effectiviteit van vogelakkers in heel Nederland. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het OBN (een partner van BIJ12, ‘de gezamenlijke provincies’). Het onderzoek bestaat uit het meten van het voorkomen van vogels en muizen op de percelen, gewasmetingen en het verzamelen van ervaringen van boeren en collectieven. Omdat vogelakkers in verschillende delen van het land anders worden beheerd is het zinvol te weten hoe dat beheer uitpakt en of het de doelen haalt die werden beoogd. Zodoende kan hopelijk het vogelakkerconcept verder worden verbeterd.

We zijn het onderzoek begonnen met een uitnodiging aan collectieven en hun leden om een vragenlijst in te vullen. Hierin werd gevraagd naar details omtrent de vogelakkers, zoals omvang, mengsels, maaibeheer, voorbewerking, bemesting, etc., en werd ook gevraagd naar de ervaringen, problemen en positieve punten. Op deze manier hebben we 180 vragenlijsten verzameld, en op dit moment zijn we bezig met de uitwerking van hiervan.

Vorige winter is het veldwerk begonnen met vogeltellingen en vegetatieopnames op 30 vogelakkers verspreid door het land en dit voorjaar zijn op 60 vogelakkers vogeltellingen volgens het MAS-protocol, samen met gewasopnames (Figuur 1). Op dit moment worden op 30 vogelakkers muizentellingen gedaan. Deze tellingen moeten een beeld op gaan leveren van het gebruik van vogelakkers door broedvogels en wintervogels en van de aantrekkelijkheid van vogelakkers voor muizenetende roofvogels (waarvoor vogelakkers eertijds zijn ontworpen). Wat betreft de vegetatie willen we een beeld krijgen van de openheid en de hoogte van kruiden en grassen, wat mede bepaalt hoe aantrekkelijk het is als broedhabitat, de verhouding van ingezaaide kruiden t.o.v. ongewenste planten, zoals akkerdistels en verschillende grassen, wat de grootste uitdaging blijft voor het beheer van de percelen, en de aanwezigheid van zaden, wat van belang is voor veel overwinterende (zang)vogels.

Figuur 1. Ligging van de 60 onderzochte vogelakkers.

Naast een aantal bijzondere waarnemingen (velduil, bokje houtsnippen), werden in de winter vooral zaadeters, zoals veldleeuwerik en putter, waargenomen (Figuur 2). In Noord-Friesland zagen we in verhouding veel insecten- en wormeneters (kauwen, roeken en zwarte kraaien) en in Drenthe veel spreeuwen. Op Texel kwamen veel ganzen (grauwe gans en nijlgans) voor. Muizeneters die op de vogelakker gezien werden waren onder andere de torenvalk, buizerd, grote zilverreiger, blauwe reiger en blauwe kiekendief. De blauwe kiekendieven werden gezien in Groningen, Flevoland, Noord-Brabant en Noord-Holland.

De hoogste dichtheden aan vogels werden waargenomen in Oost-Groningen en Texel (Figuur 2), en het hoogste aantal soorten in Zeeland (Figuur 3). De resultaten zullen verder worden uitgewerkt om de verschillen tussen de regio’s te proberen te verklaren, met de bedoeling om daar ook praktische adviezen over het beheer op te baseren.

Figuur 2. Vogeldichtheid per collectief weergegeven per ‘ecologische groep’ (gebaseerd op het voornaamste winterdieet) zoals waargenomen tijdens de wintertelling in februari en maart 2021.

De tellingen van broedvogels werden gedaan volgens het MAS-protocol, wat inhoudt dat er vier keer vanaf een vast punt werd geteld. De aantallen zijn dus niet van de hele vogelakker maar zijn een steekproef, waarmee we de vogelakkers onderling kunnen vergelijken. De meest voorkomende soorten waren grasmus, gele kwikstaart en veldleeuwerik (Tabel 1). Ook soorten die in een stukje van aangrenzende percelen of bosjes werden waargenomen zijn meegenomen.

DrentheFlevolandFrieslandGroningenLimburgNoord-BrabantZeeland
grasmus2.81.30.61.43.02.33.0
gele kwikstaart2.82.01.23.60.51.30.5
veldleeuwerik1.51.11.23.21.00.80.3
fazant0.80.01.00.91.80.73.0
wilde eend0.30.52.01.50.31.41.8
graspieper0.81.50.21.10.31.50.8
kievit0.31.10.80.91.01.10.3
kneu0.30.40.60.50.81.31.0
rietgors0.80.80.60.80.50.50.5
scholekster0.00.51.80.50.00.30.0
kleine karekiet0.31.10.40.30.00.20.8
blauwborst0.50.10.40.60.30.70.3
torenvalk0.00.10.00.11.00.61.0
roodborsttapuit0.50.10.20.40.50.30.8
geelgors1.50.00.00.30.00.00.0
bosrietzanger0.50.30.00.20.00.20.3
rietzanger0.00.00.20.30.00.20.5
kwartel0.30.00.00.40.30.00.3
Tabel 1. Gemiddelde aantal broedparen van meest voorkomende soorten in een MAS telcirkel op vogelakkers in 2021.
Sommige vogelakkers, zoals deze van CMG, hadden te kampen met erg veel water in de afgelopen winter.
Vogelakker voorjaar 2021 van CMG met luzerne en kruidenstrook, in dit stadium overheersen dode vegetatie en grassen. Vogels kunnen tussen de vegetatie eventueel op zaden en insecten foerageren, en vinden dekking in de hoge vegetatie.

In de vogelakkers werd de vegetatie gemeten door binnen vierkanten van 1 m2 de hoogte en bedekking van kruiden en grassen te meten. Een dergelijke open vegetatie is aantrekkelijk voor veel vogels om te foerageren.

Het onderzoek en de uitwerking van de resultaten is in volle gang, en we hopen op korte termijn meer gegevens te kunnen laten zien (via Boerennatuur). Met dank aan de vele boeren en collectieven die ons in de gelegenheid stellen om op hun vogelakkers rond te lopen!

Popko Wiersma

[email protected]